Zaterdag 11 november,
Sint Maarten. We hebben lang in Groenlo gewoond, een
overwegend Katholiek stadje destijds, maar het feest
van sunte marten was ook voor onze kinderen een
pracht aanleiding om zich even rk te voelen. 's
Middags werden er bij een boer drie mangels
(=voederbieten) gehaald, die thuis uitgehold werden
en een gezicht plus een kartelrandversiering kregen.
Als het dan donker werd, kon het kaarsje erin
aangestoken worden en trokken alle kinderen tot 12
jaar in groepjes zingend langs de huizen om snoep op
te halen. Het was vaak guur en koud. De
kindervingertjes waren dan verkleumd en konden
nauwelijks de zware koude mangel vasthouden. Dat het
zingen wel eens afgeraffeld werd, is logisch.
Het versje ging
ongeveer zo:
Vandaag is sunte
marten
en morgen is sunte kruk
wi'j hebt nog goeie harten
wi'j sloat ze stuk veur stuk,
hölleken op 'n tölleken
sunte martens kölleken
geef wat, hol wat
geef d'n armen thomas wat.
God zal hem belonen
met honderdduuzend kronen
met honderdduuzend rokjes an
doar kump sunte marten an!
(Corrigeer me als het
niet goed is)
Ik ben een eind wezen
fietsen om een mangel te kunnen fotograferen, het is
tenslotte een natuurlog, maar de mangels zijn
verdwenen. Maïs heeft die plaats ingenomen.